Lukas 23:35
En het volk stond en zag het aan. En ook de oversten met hen beschimpten Hem, zeggende: Anderen heeft Hij verlost, dat Hij nu Zichzelven verlosse, zo Hij is de Christus, de Uitverkorene Gods.
Psalmen 22:17
Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij.
Jesaja 42:1
Ziet, Mijn Knecht, Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Denwelken Mijn ziel een welbehagen heeft! Ik heb Mijn geest op Hem gegeven; Hij zal het recht den heidenen voortbrengen.
Mattheüs 12:18
Ziet, Mijn Knecht, Welken Ik verkoren heb, Mijn Beminde, in Welken Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen, en Hij zal het oordeel den heidenen verkondigen.
Lukas 16:14
En al deze dingen hoorden ook de Farizeen, die geldgierig waren, en zij beschimpten Hem.
1 Petrus 2:4
Tot Welken komende, als tot een levenden Steen, van de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en dierbaar;
Genesis 37:19-20
En zij zeiden de een tot den ander: Ziet, daar komt die meester-dromer aan!
Psalmen 4:2
Gij, mannen, hoe lang zal mijn eer tot schande zijn? Hoe lang zult gij de ijdelheid beminnen, de leugen zoeken? Sela.
Psalmen 22:6-8
Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het volk.
Psalmen 22:12-13
Vele varren hebben mij omsingeld, sterke stieren van Basan hebben mij omringd.
Psalmen 35:15
Maar als ik hinkte, waren zij verblijd, en verzamelden zich; zij verzamelden zich tot mij als geslagenen, en ik merkte niets; zij scheurden hun klederen, en zwegen niet stil.
Psalmen 35:19-25
Laat hen zich niet verblijden over mij, die mij om valse oorzaken vijanden zijn; noch wenken met de ogen, die mij zonder oorzaak haten.
Psalmen 69:7-12
Want om Uwentwil draag ik versmaadheid; schande heeft mijn aangezicht bedekt.
Psalmen 69:26
Want zij vervolgen, dien Gij geslagen hebt; en maken een praat van de smart Uwer verwonden.
Psalmen 71:11
Zeggende: God heeft hem verlaten; jaagt na, en grijpt hem, want er is geen verlosser.
Jesaja 49:7
Alzo zegt de HEERE, de Verlosser van Israel, Zijn Heilige, tot de verachte ziel, tot Dien, aan Welken het volk een gruwel heeft, tot den Knecht dergenen, die heersen: Koningen zullen het zien en opstaan, ook vorsten, en zij zullen zich voor U buigen; om des HEEREN wil, Die getrouw is, om den Heilige Israels, Die U verkoren heeft.
Jesaja 53:3
Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht.
Klaagliederen 3:14
He. Ik ben al mijn volk tot belaching geworden, hun snarenspel den gansen dag.
Zacharia 12:10
Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene.
Mattheüs 3:17
En ziet, een stem uit de hemelen, zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb!
Mattheüs 27:38-43
Toen werden met Hem twee moordenaars gekruisigd, een ter rechter-, en een ter linker zijde.
Markus 15:29-32
En die voorbijgingen, lasterden Hem, schuddende hun hoofden, en zeggende: Ha! Gij, die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt,
Lukas 22:67-70
Zeggende: Zijt Gij de Christus, zeg het ons. En Hij zeide tot hen: Indien Ik het u zeg, gij zult het niet geloven;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd