Lukas 4:9
En hij leidde Hem naar Jeruzalem, en stelde Hem op de tinne des tempels, en zeide tot Hem: Indien Gij de Zoon Gods zijt, werp Uzelven van hier nederwaarts;
Mattheüs 4:5-6
Toen nam Hem de duivel mede naar de heilige stad, en stelde Hem op de tinne des tempels;
Lukas 4:3
En de duivel zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg tot dezen steen, dat hij brood worde.
2 Kronieken 3:4
En het voorhuis, hetwelk vooraan was, was in de lengte, naar de breedte van het huis, twintig ellen, en de hoogte honderd en twintig; hetwelk hij van binnen overtrok met louter goud.
Job 2:6
En de HEERE zeide tot den satan: Zie, hij zij in uw hand, doch verschoon zijn leven.
Mattheüs 8:29
En ziet, zij riepen, zeggende: Jezus, Gij Zone Gods! wat hebben wij met U te doen? Zijt Gij hier gekomen om ons te pijnigen voor den tijd?
Romeinen 1:4
Die krachtelijk bewezen is te zijn de Zoon van God, naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden) namelijk Jezus Christus, onzen Heere:
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd