Lukas 7:45
Gij hebt Mij geen kus gegeven; maar deze, van dat zij ingekomen is, heeft niet afgelaten Mijn voeten te kussen.
2 Samuël 15:5
Het geschiedde ook, als iemand naderde, om zich voor hem te buigen, zo reikte hij zijn hand uit, en greep hem, en kuste hem.
2 Samuël 19:39
Toen nu al het volk over de Jordaan gegaan was, en de koning ook was overgegaan, kuste de koning Barzillai, en zegende hem; alzo keerde hij weder naar zijn plaats.
Romeinen 16:16
Groet elkander met een heiligen kus. De Gemeenten van Christus groeten ulieden.
Genesis 29:11
En Jakob kuste Rachel; en hij hief zijn stem op en weende.
Genesis 33:4
Toen liep Ezau hem tegemoet, en nam hem in den arm, en viel hem aan den hals, en kuste hem; en zij weenden.
Mattheüs 26:48
En die Hem verried, had hun een teken gegeven, zeggende: Dien ik zal kussen, Dezelve is het, grijpt Hem.
1 Corinthiërs 16:20
U groeten al de broeders. Groet elkander met een heiligen kus.
1 Thessalonicenzen 5:26
Groet al de broeders met een heiligen kus.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd