2 Indien gij het niet zult horen, en indien gij het niet zult ter harte nemen, om Mijn Naam eer te geven, zegt de HEERE der heirscharen, zo zal Ik den vloek onder u zenden, en Ik zal uw zegeningen vervloeken; ja, Ik heb ook alrede elkeen derzelve vervloekt, omdat gij het niet ter harte neemt.
2 If you do not listen, and if you do not take it to heart to give honor to My name,” says the Lord of hosts, “then I will send the curse upon you and I will curse your blessings; and indeed, I have cursed them already, because you are not taking it to heart.
6 De wet der waarheid was in zijn mond, en er werd geen onrecht in zijn lippen gevonden; hij wandelde met Mij in vrede en in rechtmatigheid, en hij bekeerde er velen van ongerechtigheid.
6 True instruction was in his mouth and unrighteousness was not found on his lips; he walked with Me in peace and uprightness, and he turned many back from iniquity.
8 Maar gij zijt van den weg afgeweken, gij hebt er velen doen struikelen in de wet, gij hebt het verbond met Levi verdorven, zegt de HEERE der heirscharen.
8 But as for you, you have turned aside from the way; you have caused many to stumble by the instruction; you have corrupted the covenant of Levi,” says the Lord of hosts.
9 Daarom heb Ik ook u verachtelijk en onwaard gemaakt voor het ganse volk, dewijl gij Mijn wegen niet houdt, maar het aangezicht aanneemt in de wet.
9 “So I also have made you despised and abased before all the people, just as you are not keeping My ways but are showing partiality in the instruction.
10 Hebben wij niet allen een Vader? Heeft niet een God ons geschapen? Waarom handelen wij dan trouwelooslijk de een tegen den ander, ontheiligende het verbond onzer vaderen?
10 “Do we not all have one father? Has not one God created us? Why do we deal treacherously each against his brother so as to profane the covenant of our fathers?
11 Juda handelt trouwelooslijk, en er wordt een gruwel gedaan in Israel, en in Jeruzalem; want Juda ontheiligt de heiligheid des HEEREN, welke Hij liefheeft; want hij heeft de dochters eens vreemden gods getrouwd.
11 Judah has dealt treacherously, and an abomination has been committed in Israel and in Jerusalem; for Judah has profaned the sanctuary of the Lord which He loves and has married the daughter of a foreign god.
12 De HEERE zal den man, die zulks doet, uitroeien uit de hutten van Jakob, dien, die waakt, en dien, die antwoordt, en die den HEERE der heirscharen spijsoffer brengt.
12 As for the man who does this, may the Lord cut off from the tents of Jacob everyone who awakes and answers, or who presents an offering to the Lord of hosts.
13 Dit tweede doet gijlieden ook, dat gij het altaar des HEEREN bedekt met tranen, met wening en met zuchting; zodat Hij niet meer het spijsoffer aanschouwen, noch met welgevallen van uw hand ontvangen wil.
13 “This is another thing you do: you cover the altar of the Lord with tears, with weeping and with groaning, because He no longer regards the offering or accepts it with favor from your hand.
14 Gij nu zegt: Waarom? Daarom dat de HEERE een Getuige geweest is, tussen u en tussen de huisvrouw uwer jeugd, met dewelke gij trouwelooslijk handelt; daar zij toch uw gezellin, en de huisvrouw uws verbonds is.
14 Yet you say, ‘For what reason?’ Because the Lord has been a witness between you and the wife of your youth, against whom you have dealt treacherously, though she is your companion and your wife by covenant.
15 Heeft Hij niet maar een gemaakt, hoewel Hij des geestes overig had? En waarom maar dien enen? Hij zocht een zaad Gods. Daarom, wacht u met uw geest, en dat niemand trouwelooslijk handele tegen de huisvrouw zijner jeugd.
15 But not one has done so who has a remnant of the Spirit. And what did that one do while he was seeking a godly offspring? Take heed then to your spirit, and let no one deal treacherously against the wife of your youth.
16 Want de HEERE, de God Israels, zegt, dat Hij het verlaten haat, alhoewel hij den wrevel bedekt met Zijn kleed, zegt de HEERE der heirscharen; daarom wacht u met uw geest, dat gij niet trouwelooslijk handelt.
16 For I hate divorce,” says the Lord, the God of Israel, “and him who covers his garment with wrong,” says the Lord of hosts. “So take heed to your spirit, that you do not deal treacherously.”
17 Gij vermoeit den HEERE met uw woorden; nog zegt gij: Waarmede vermoeien wij Hem? Daarmede, dat gij zegt: Al wie kwaad doet, is goed in de ogen des HEEREN, en Hij heeft lust aan zodanigen; of, waar is de God des oordeels?
17 You have wearied the Lord with your words. Yet you say, “How have we wearied Him?” In that you say, “Everyone who does evil is good in the sight of the Lord, and He delights in them,” or, “Where is the God of justice?”