Maleachi 4:4
Gedenk der wet van Mozes, Mijn knecht, die Ik hen bevolen heb op Horeb aan gans Israel, der inzettingen en rechten.
Deuteronomium 4:10
Ten dage, als gij voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, aan Horeb stondt, als de HEERE tot mij zeide: Vergader Mij dit volk, en Ik zal hun Mijn woorden doen horen, die zij zullen leren, om Mij te vrezen al de dagen, die zij op den aardbodem zullen leven, en zij zullen ze hun kinderen leren;
Exodus 20:3-21
Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
Exodus 21:1-23
Dit nu zijn de rechten, die gij hun zult voorstellen.
Leviticus 1:1-7
En de HEERE riep Mozes, en sprak tot hem uit de tent der samenkomst, zeggende:
Deuteronomium 4:5-6
Ziet, ik heb u geleerd de inzettingen en rechten, gelijk als de HEERE, mijn God, mij geboden heeft; opdat gij alzo doet in het midden des lands, waar gij naar toe gaat, om het te erven.
Psalmen 147:19-20
Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend, Israel Zijn inzettingen en Zijn rechten.
Jesaja 8:20
Tot de wet en tot de getuigenis! zo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben.
Jesaja 42:21
De HEERE had lust aan hem, om Zijner gerechtigheid wil; Hij maakte hem groot door de wet, en Hij maakte hem heerlijk.
Mattheüs 5:17-20
Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen.
Mattheüs 19:16-22
En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe?
Mattheüs 22:36-40
Meester! welk is het grote gebod in de wet?
Markus 12:28-34
En een der Schriftgeleerden horende, dat zij te zamen in woorden waren, en wetende, dat Hij hun wel geantwoord had, kwam tot Hem, en vraagde Hem: Welk is het eerste gebod van allen?
Lukas 10:25-28
En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven?
Lukas 16:29-31
Abraham zeide tot hem: Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die horen.
Johannes 5:39-47
Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen.
Romeinen 3:31
Doen wij dan de wet te niet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet.
Romeinen 13:1-10
Alle ziel zij den machten, over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God, en de machten, die er zijn, die zijn van God geordineerd.
Galaten 5:13-14
Want gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders, alleenlijk gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees; maar dient elkander door de liefde.
Galaten 5:24-25
Maar die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden.
Jakobus 2:9-13
Maar indien gij den persoon aanneemt, zo doet gij zonde, en wordt van de wet bestraft als overtreders.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd