Markus 10:26

En zij werden nog meer verslagen, zeggende tot elkander: Wie kan dan zalig worden?

Markus 6:51

En Hij klom tot hen in het schip, en de wind stilde; en zij ontzetten zich bovenmate zeer in zichzelven, en waren verwonderd.

Markus 7:37

En zij ontzetten zich bovenmate zeer, zeggende: Hij heeft alles wel gedaan, en Hij maakt, dat de doven horen, en de stommen spreken.

Lukas 13:23

En er zeide een tot Hem: Heere, zijn er ook weinigen, die zalig worden? En Hij zeide tot hen:

Lukas 18:26

En die dit hoorden, zeiden: Wie kan dan zalig worden?

Handelingen 16:31

En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.

Romeinen 10:9-13

Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.

2 Corinthiër 11:23

Zijn zij dienaars van Christus? (ik spreek onwijs zijnde) ik ben boven hen; in arbeid overvloediger, in slagen uitnemender, in gevangenissen overvloediger, in doods gevaar menigmaal.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain