Markus 12:15

En Hij, wetende hun geveinsdheid, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij? Brengt Mij een penning, dat Ik hem zie.

Ezechiël 17:2

Mensenkind, stel een raadsel voor, en gebruik een gelijkenis tot het huis Israels,

Mattheüs 22:18

Maar Jezus, bekennende hun boosheid, zeide:

Markus 10:2

En de Farizeen, tot Hem komende, vraagden Hem, of het een man geoorloofd is, zijn vrouw te verlaten, Hem verzoekende.

Lukas 20:23

En Hij, hun arglistigheid bemerkende, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij?

Johannes 2:24-25

Maar Jezus Zelf betrouwde hun Zichzelven niet, omdat Hij hen allen kende,

Johannes 21:17

Hij zeide tot hem ten derden maal: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derden maal tot hem zeide: Hebt gij Mij lief, en zeide tot Hem: Heere! Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid Mijn schapen.

Handelingen 5:9

En Petrus zeide tot haar: Wat is het, dat gij onder u hebt overeengestemd te verzoeken den Geest des Heeren? Zie, de voeten dergenen, die uw man begraven hebben, zijn voor de deur, en zullen u uitdragen.

1 Corinthiërs 10:9

En laat ons Christus niet verzoeken, gelijk ook sommigen van hen verzocht hebben, en werden van de slagen vernield.

Hebreeën 4:13

En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem; maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen Desgenen, met Welken wij te doen hebben.

Openbaring 2:23

En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken.

Treasury of Scripture Knowledge did not add

Public domain