Mattheüs 1:3
En Juda gewon Fares en Zara bij Thamar; en Fares gewon Esrom, en Esrom gewon Aram;
Genesis 46:12
En de zonen van Juda: Er, en Onan, en Sela, en Perez, en Zerah. Doch Er en Onan waren gestorven in het land van Kanaan; en de zonen van Perez waren Hezron en Hamul.
Genesis 38:29-30
Maar het geschiedde, als hij zijn hand weder intoog, ziet, zo kwam zijn broeder uit; en zij zeide: Hoe zijt gij doorgebroken? op u is de breuke! en men noemde zijn naam Perez.
Genesis 38:6
Juda nu nam een vrouw voor Er, zijn eerstgeborene, en haar naam was Thamar.
Genesis 38:11
Toen zeide Juda tot Thamar, zijn schoondochter: Blijf weduwe in uws vaders huis, totdat mijn zoon Sela groot wordt; want hij zeide: Dat niet misschien ook deze sterve, gelijk zijn broeders! Zo ging Thamar heen, en bleef in haar vaders huis.
Genesis 38:24-27
En het geschiedde omtrent na drie maanden, dat men Juda te kennen gaf, zeggende: Thamar, uw schoondochter, heeft gehoereerd, en ook zie, zij is zwanger van hoererij. Toen zeide Juda: Breng ze hervoor, dat zij verbrand worde!
Numberi 26:20-21
Alzo waren de zonen van Juda naar hun geslachten: van Sela het geslacht der Selanieten; van Perez het geslacht der Perezieten; van Zerah het geslacht der Zerahieten.
Ruth 4:18-22
Dit nu zijn de geboorten van Perez: Perez gewon Hezron;
1 Kronieken 2:1-15
Dezen zijn de kinderen van Israel: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issaschar en Zebulon,
1 Kronieken 4:1
De kinderen van Juda waren Perez, Hezron en Charmi, en Hur, en Sobal.
1 Kronieken 9:6
En van de kinderen van Zerah was Jeuel, en van hun broederen waren zeshonderd en negentig.
Lukas 3:33
Den zoon van Aminadab, den zoon van Aram, den zoon van Esrom, den zoon van Fares, den zoon van Juda,
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd