Mattheüs 15:19

Want uit het hart komen voort boze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen.

Galaten 5:19-21

De werken des vleses nu zijn openbaar; welke zijn overspel, hoererij, onreinigheid, ontuchtigheid,

Genesis 6:5

En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.

Genesis 8:21

En de HEERE rook dien liefelijken reuk, en de HEERE zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil; want het gedichtsel van 's mensen hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb.

Psalmen 119:113

Samech. Ik haat de kwade ranken, maar heb Uw wet lief.

Spreuken 4:23

Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens.

Spreuken 6:14

In zijn hart zijn verkeerdheden, hij smeedt te aller tijd kwaad; hij werpt twisten in.

Spreuken 22:15

De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen.

Spreuken 24:9

De gedachte der dwaasheid is zonde; en een spotter is den mens een gruwel.

Jesaja 55:7

De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot den HEERE, zo zal Hij Zich Zijner ontfermen, en tot onzen God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk.

Jesaja 59:7

Hun voeten lopen tot het kwade, en zij haasten om onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn gedachten der ongerechtigheid, verstoring en verbreking is op hun banen.

Jeremia 4:14

Was uw hart van boosheid, o Jeruzalem! opdat gij behouden wordt; hoe lang zult gij de gedachten uwer ijdelheid in het binnenste van u laten vernachten?

Jeremia 17:9

Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen?

Mattheüs 9:4

En Jezus, ziende hun gedachten, zeide: Waarom overdenkt gij kwaad in uw harten?

Markus 7:21-23

Want van binnen uit het hart der mensen komen voort kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen,

Handelingen 8:22

Bekeer u dan van deze uw boosheid, en bid God, of misschien u deze overlegging uws harten vergeven wierd.

Romeinen 3:10-19

Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet een;

Romeinen 7:18

Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.

Romeinen 8:7-8

Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet.

Efeziërs 2:1-3

En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden;

Titus 3:2-6

Dat zij niemand lasteren, geen vechters zijn, maar bescheiden zijn, alle zachtmoedigheid bewijzende jegens alle mensen.

Jakobus 1:13-15

Niemand, als hij verzocht wordt, zegge: Ik word van God verzocht; want God kan niet verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain