Mattheüs 20:32
En Jezus, stil staande, riep hen en zeide: Wat wilt gij, dat Ik u doe?
Ezechiël 36:37
Alzo zegt de Heere HEERE: Daarenboven zal Ik hierom van het huis Israels verzocht worden, dat Ik het hun doe; Ik zal ze vermenigvuldigen van mensen, als schapen.
Mattheüs 20:21
En Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen zitten mogen, de een tot Uw rechter- en de ander tot Uw linker hand in Uw Koninkrijk.
Handelingen 10:29
Daarom ben ik ook zonder tegenspreken gekomen, ontboden zijnde. Zo vraag ik dan, om wat reden gijlieden mij hebt ontboden.
Filippenzen 4:6
Weest in geen ding bezorgd; maar laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd