Mattheüs 27:60

En legde dat in zijn nieuw graf, hetwelk hij in een steenrots uitgehouwen had; en een grote steen tegen de deur des grafs gewenteld hebbende, ging hij weg.

Mattheüs 27:66

En zij heengaande, verzekerden het graf met de wacht, den steen verzegeld hebbende.

Mattheüs 28:2

En ziet, er geschiedde een grote aardbeving; want een engel des Heeren, nederdalende uit den hemel, kwam toe, en wentelde de steen af van de deur, en zat op denzelven.

Jesaja 53:9

En men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij den rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is.

Markus 16:3-4

En zeiden tot elkander: Wie zal ons den steen van de deur des grafs afwentelen?

Lukas 24:2

En zij vonden den steen afgewenteld van het graf.

Johannes 20:1

En op den eersten dag der week ging Maria Magdalena vroeg, als het nog duister was, naar het graf; en zag den steen van het graf weggenomen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain