Nahum 3:9
Morenland en Egypte waren haar macht, en er was geen einde; Put en Lybea waren tot uw hulp.
Ezechiël 27:10
Perzen, en Lydiers, en Puteers waren in uw heir, uw krijgslieden; schild en helm hingen zij in u op, die maakten uw sieraad.
Ezechiël 30:5
Morenland, en Put, en Lud, en al de gemengde hoop, en Cub, en de kinderen van het land des verbonds zullen met hen vallen door het zwaard.
Genesis 10:6
En de zonen van Cham zijn: Cusch en Mitsraim, en Put, en Kanaan.
2 Kronieken 12:3
Met duizend en tweehonderd wagenen, en met zestig duizend ruiteren; en des volks was geen getal, dat met hem kwam uit Egypte, Libiers, Suchieten en Moren;
Jesaja 20:5
En zij zullen verschrikken en beschaamd zijn van de Moren, op dewelke zij zagen, en van de Egyptenaars, hun roem.
Jeremia 46:9
Trekt op, gij paarden! en raast, gij wagens! en laat de helden uittrekken: de Moren, en de Puteers, die het schild handelen, en de Lydiers, die den boog handelen en spannen.
Ezechiël 38:5
Perzen, Moren en Puteers met hen, die altemaal schild en helm voeren;
1 Kronieken 1:8
De kinderen van Cham waren Cusch en Mitsraim, Put, en Kanaan.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd