4 En de HEERE zeide tot Mozes: Neem alle hoofden des volks, en hang ze den HEERE tegen de zon, zo zal de hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd worden van Israel.
4 The Lord said to Moses, “Take all the leaders of the people and execute them in broad daylight before the Lord, so that the fierce anger of the Lord may turn away from Israel.”
6 En ziet, een man uit de kinderen Israels kwam, en bracht een Midianietin tot zijn broederen voor de ogen van Mozes, en voor de ogen van de ganse vergadering der kinderen Israels, toen zij weenden voor de deur van de tent der samenkomst.
6 Then behold, one of the sons of Israel came and brought to his relatives a Midianite woman, in the sight of Moses and in the sight of all the congregation of the sons of Israel, while they were weeping at the doorway of the tent of meeting.
7 Toen Pinehas, de zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, dat zag, zo stond hij op uit het midden der vergadering, en nam een spies in zijn hand;
7 When Phinehas the son of Eleazar, the son of Aaron the priest, saw it, he arose from the midst of the congregation and took a spear in his hand,
8 En hij ging den Israelietischen man na in de hoerenwinkel, en doorstak hen beiden, den Israelietischen man en de vrouw, door hun buik. Toen werd de plaag van over de kinderen Israels opgehouden.
8 and he went after the man of Israel into the tent and pierced both of them through, the man of Israel and the woman, through the body. So the plague on the sons of Israel was checked.
11 Pinehas, de zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, heeft Mijn grimmigheid van over de kinderen Israels afgewend, dewijl hij Mijn ijver geijverd heeft in het midden derzelve, zodat Ik de kinderen Israels in Mijn ijver niet vernield heb.
11 “Phinehas the son of Eleazar, the son of Aaron the priest, has turned away My wrath from the sons of Israel in that he was jealous with My jealousy among them, so that I did not destroy the sons of Israel in My jealousy.
13 En hij zal hebben, en zijn zaad na hem, het verbond des eeuwigen priesterdoms, daarom dat hij voor zijn God geijverd, en verzoening gedaan heeft voor de kinderen Israels.
13 and it shall be for him and his descendants after him, a covenant of a perpetual priesthood, because he was jealous for his God and made atonement for the sons of Israel.’”
14 De naam nu des verslagenen Israelietischen mans, die verslagen was met de Midianietin, was Zimri, de zoon van Salu, een overste van een vaderlijk huis der Simeonieten.
14 Now the name of the slain man of Israel who was slain with the Midianite woman, was Zimri the son of Salu, a leader of a father’s household among the Simeonites.
18 Want zij hebben vijandelijk tegen ulieden gehandeld door hun listen, die zij listig tegen u bedacht hebben in de zaak van Peor, en in de zaak van Kozbi, de dochter van den overste der Midianieten, hun zuster, die verslagen is, ten dage der plaag, om de zaak van Peor.
18 for they have been hostile to you with their tricks, with which they have deceived you in the affair of Peor and in the affair of Cozbi, the daughter of the leader of Midian, their sister who was slain on the day of the plague because of Peor.”