Numberi 27:20
En leg op hem van uw heerlijkheid, opdat zij horen, te weten de ganse vergadering der kinderen Israels.
Jozua 1:16-18
Toen antwoordden zij Jozua, zeggende: Al wat gij ons geboden hebt, zullen wij doen, en alom, waar gij ons zenden zult, zullen wij gaan.
Numberi 11:17
Zo zal Ik afkomen en met u aldaar spreken; en van den Geest, die op u is, zal Ik afzonderen, en op hen leggen; en zij zullen met u den last van dit volk dragen, opdat gij dien alleen niet draagt.
Numberi 11:28-29
En Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van Mozes, een van zijn uitgelezen jongelingen, antwoordde en zeide: Mijn heer Mozes, verbied hun!
1 Samuël 10:6
En de Geest des HEEREN zal vaardig worden over u, en gij zult met hen profeteren; en gij zult in een anderen man veranderd worden.
1 Samuël 10:9
Het geschiedde nu, toen hij zijn schouder keerde, om van Samuel te gaan, veranderde God hem het hart in een ander; en al die tekenen kwamen ten zelven dage.
2 Koningen 2:9-10
Het geschiedde nu, als zij overgekomen waren, dat Elia zeide tot Elisa: Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen worde. En Elisa zeide: Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn!
2 Koningen 2:15
Als nu de kinderen der profeten, die tegenover te Jericho waren, hem zagen, zo zeiden zij: De geest van Elia rust op Elisa; en zij kwamen hem tegemoet, en bogen zich voor hem neder ter aarde.
1 Kronieken 29:23
Alzo zat Salomo op den troon des HEEREN, als koning in zijns vaders Davids plaats, en hij was voorspoedig; en gans Israel hoorde naar hem.
1 Kronieken 29:25
En de HEERE maakte Salomo groot ten hoogste voor de ogen van gans Israel; en Hij gaf aan hem een koninklijke majesteit, zodanige aan geen koning van Israel voor hem geweest is.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd