2 Gebied den kinderen Israels, en zeg tot hen: Mijn offerande, Mijn spijze voor Mijn vuurofferen, Mijn liefelijken reuk, zult gij waarnemen, om Mij te offeren op zijn gezetten tijd.
2 “Command the sons of Israel and say to them, ‘You shall be careful to present My offering, My food for My offerings by fire, of a soothing aroma to Me, at their appointed time.’
3 En gij zult tot hen zeggen: Dit is het vuuroffer, hetwelk gij den HEERE offeren zult: twee volkomen eenjarige lammeren des daags, tot een gedurig brandoffer.
3 You shall say to them, ‘This is the offering by fire which you shall offer to the Lord: two male lambs one year old without defect as a continual burnt offering every day.
7 En zijn drankoffer zal zijn het vierendeel van een hin, voor het ene lam; in het heiligdom zult gij het drankoffer des sterken dranks den HEERE offeren.
7 Then the drink offering with it shall be a fourth of a hin for each lamb, in the holy place you shall pour out a drink offering of strong drink to the Lord.
8 En het andere lam zult gij bereiden tussen de twee avonden; gelijk het spijsoffer des morgens, en gelijk zijn drankoffer zult gij het bereiden, ten vuuroffer des liefelijken reuks den HEERE.
8 The other lamb you shall offer at twilight; as the grain offering of the morning and as its drink offering, you shall offer it, an offering by fire, a soothing aroma to the Lord.
9 Maar op den sabbatdag twee volkomen eenjarige lammeren, en twee tienden meelbloem, ten spijsoffer, met olie gemengd, mitsgaders zijn drankoffer.
9 ‘Then on the sabbath day two male lambs one year old without defect, and two-tenths of an ephah of fine flour mixed with oil as a grain offering, and its drink offering:
11 En in de beginselen uwer maanden zult gij een brandoffer den HEERE offeren: twee jonge varren, en een ram, zeven volkomen eenjarige lammeren;
11 ‘Then at the beginning of each of your months you shall present a burnt offering to the Lord: two bulls and one ram, seven male lambs one year old without defect;
12 En drie tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot den enen var; en twee tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot den enen ram;
12 and three-tenths of an ephah of fine flour mixed with oil for a grain offering, for each bull; and two-tenths of fine flour mixed with oil for a grain offering, for the one ram;
13 En tot elk tiende deel meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot het ene lam; het is een brandoffer tot een liefelijken reuk, een vuuroffer, den HEERE.
13 and a tenth of an ephah of fine flour mixed with oil for a grain offering for each lamb, for a burnt offering of a soothing aroma, an offering by fire to the Lord.
14 En hun drankofferen zullen zijn de helft van een hin tot een var, en een derde deel van een hin tot een ram, en een vierendeel van een hin van wijn tot een lam; dat is het brandoffer der nieuwe maan in elke maand, naar de maanden des jaars.
14 Their drink offerings shall be half a hin of wine for a bull and a third of a hin for the ram and a fourth of a hin for a lamb; this is the burnt offering of each month throughout the months of the year.
19 Maar gij zult een vuuroffer ten brandoffer den HEERE offeren: twee jonge varren, en een ram, daartoe zeven eenjarige lammeren; volkomen zullen zij u zijn.
19 You shall present an offering by fire, a burnt offering to the Lord: two bulls and one ram and seven male lambs one year old, having them without defect.
24 Achtervolgens deze dingen zult gij des daags, zeven dagen lang, de spijze des vuuroffers bereiden tot een liefelijken reuk den HEERE; boven dat gedurig brandoffer zal het bereid worden, met zijn drankoffer.
24 After this manner you shall present daily, for seven days, the food of the offering by fire, of a soothing aroma to the Lord; it shall be presented with its drink offering in addition to the continual burnt offering.
26 Insgelijks op den dag der eerstelingen, als gij een nieuw spijsoffer den HEERE zult offeren naar uw werken, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen.
26 ‘Also on the day of the first fruits, when you present a new grain offering to the Lord in your Feast of Weeks, you shall have a holy convocation; you shall do no laborious work.