Numberi 32:34

En de kinderen van Gad bouwden Dibon, en Ataroth, en Aroer,

Deuteronomium 2:36

Van Aroer af, dat aan den oever der beek Arnon is, en de stad, die aan de beek is, ook tot Gilead toe, was er geen stad, die voor ons te hoog was; de HEERE, onze God, gaf dat alles voor ons aangezicht.

Numberi 32:3

Ataroth, en Dibon, en Jaezer, en Nimra, en Hesbon, en Eleale, en Schebam, en Nebo, en Behon;

Numberi 21:20

En van Bamoth tot het dal, dat in het veld van Moab is, aan de hoogte van Pisga, en dat tegen de wildernis ziet.

Numberi 33:45-46

En zij verreisden van de heuvelen van Abarim, en legerden zich in Dibon-Gad.

Jesaja 17:2

De steden van Aroer zullen verlaten worden; voor de kudden zullen zij wezen, die zullen daar nederliggen, en niemand zal ze verschrikken.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd