Numberi 8:6

Neem de Levieten uit het midden van de kinderen Israels, en reinig hen.

Exodus 19:15

En hij zeide tot het volk: Weest gereed tegen den derden dag, en nadert niet tot de vrouw.

Jesaja 52:11

Vertrekt, vertrekt, gaat uit van daar, raakt het onreine niet aan; gaat uit het midden van hen, reinigt u, gij, die de vaten des HEEREN draagt!

2 Corinthiër 7:1

Dewijl wij dan deze beloften hebben, geliefden, laat ons onszelven reinigen van alle besmetting des vleses en des geestes, voleindigende de heiligmaking in de vreze Gods.

Jakobus 4:8

Naakt tot God, en Hij zal tot u naken. Reinigt de handen, gij zondaars, en zuivert de harten, gij dubbelhartigen!

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain