Obadja 1:11
Ten dage als gij tegenover stondt, ten dage als de uitlanders zijn heir gevangen voerden, en de vreemden tot zijn poorten introkken, en over Jeruzalem het lot wierpen, waart gij ook als een van hen.
Psalmen 137:7
HEERE! gedenk aan de kinderen van Edom, aan den dag van Jeruzalem; die daar zeiden: Ontbloot ze, ontbloot ze, tot haar fondament toe!
Joël 3:3
En hebben het lot over Mijn volk geworpen en een knechtje gegeven om een hoer, en een meisje verkocht om wijn, dat zij mochten drinken.
Nahum 3:10
Nog is zij gevankelijk gegaan in de gevangenis; ook zijn haar kinderen op het hoofd van alle straten verpletterd geworden; en over haar geeerden hebben zij het lot geworpen, en al haar groten zijn in boeien gebonden geworden.
2 Koningen 25:11
Het overige nu des volks, die in de stad overgelaten waren, en de afvalligen, die tot den koning van Babel gevallen waren, en het overige der menigte, voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk weg.
2 Koningen 24:10-16
Te dier tijd togen de knechten van Nebukadnezar, den koning van Babel, naar Jeruzalem; en de stad werd belegerd.
Psalmen 50:18
Indien gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers.
Jeremia 52:28-30
Dit is het volk, dat Nebukadrezar gevankelijk heeft weggevoerd; in het zevende jaar, drie duizend drie en twintig Joden;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd