2 En de eerste ging henen, en goot zijn fiool uit op de aarde; en er werd een kwaad en boos gezweer aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden, en die zijn beeld aanbaden.
2 So the first angel went and poured out his bowl on the earth; and it became a loathsome and malignant sore on the people who had the mark of the beast and who worshiped his image.
9 En de mensen werden verhit met grote hitte, en lasterden den Naam Gods, Die macht heeft over deze plagen; en zij bekeerden zich niet, om Hem heerlijkheid te geven.
9 Men were scorched with fierce heat; and they blasphemed the name of God who has the power over these plagues, and they did not repent so as to give Him glory.
12 En de zesde engel goot zijn fiool uit op de grote rivier, den Eufraat; en zijn water is uitgedroogd, opdat bereid zou worden de weg der koningen, die van den opgang der zon komen zullen.
12 The sixth angel poured out his bowl on the great river, the Euphrates; and its water was dried up, so that the way would be prepared for the kings from the east.
13 En ik zag uit den mond des draaks, en uit den mond van het beest, en uit den mond des valsen profeets, drie onreine geesten gaan, den vorsen gelijk;
13 And I saw coming out of the mouth of the dragon and out of the mouth of the beast and out of the mouth of the false prophet, three unclean spirits like frogs;
14 Want het zijn geesten der duivelen, en zij doen tekenen, welke uitgaan tot de koningen der aarde en der gehele wereld, om die te vergaderen tot den krijg van dien groten dag des almachtigen Gods.
14 for they are spirits of demons, performing signs, which go out to the kings of the whole world, to gather them together for the war of the great day of God, the Almighty.
15 Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele, en men zijn schaamte niet zie.
15 (“Behold, I am coming like a thief. Blessed is the one who stays awake and keeps his clothes, so that he will not walk about naked and men will not see his shame.”)
18 En er geschiedden stemmen, en donderslagen, en bliksemen; en er geschiedde een grote aardbeving, hoedanige niet is geschied van dat de mensen op de aarde geweest zijn, namelijk een zodanige aardbeving en zo groot.
18 And there were flashes of lightning and sounds and peals of thunder; and there was a great earthquake, such as there had not been since man came to be upon the earth, so great an earthquake was it, and so mighty.
19 En de grote stad is in drie delen gescheurd, en de steden der heidenen zijn gevallen; en het grote Babylon is gedacht geworden voor God, om haar te geven den drinkbeker van den wijn des toorns Zijner gramschap.
19 The great city was split into three parts, and the cities of the nations fell. Babylon the great was remembered before God, to give her the cup of the wine of His fierce wrath.
21 En een grote hagel, elk als een talent pond zwaar, viel neder uit den hemel op de mensen; en de mensen lasterden God vanwege de plage des hagels; want deszelfs plage was zeer groot.
21 And huge hailstones, about one hundred pounds each, *came down from heaven upon men; and men blasphemed God because of the plague of the hail, because its plague *was extremely severe.