Psalmen 107:11

Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden.

Psalmen 73:24

Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.

Psalmen 106:7

Onze vaders in Egypte hebben niet gelet op Uw wonderen; zij zijn der menigte Uwer goedertierenheid niet gedachtig geweest; maar zij waren wederspannig aan de zee, bij de Schelfzee.

Psalmen 106:43

Hij heeft hen menigmaal gered; maar zij verbitterden Hem door hun raad, en werden uitgeteerd door hun ongerechtigheid.

Spreuken 1:25

En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt;

Lukas 7:30

Maar de Farizeen en de wetgeleerden hebben den raad Gods tegen zichzelven verworpen, van hem niet gedoopt zijnde.

1 Samuël 2:5-8

Die verzadigd waren, hebben zich verhuurd om brood, en die hongerig waren, zijn het niet meer; totdat de onvruchtbare zeven heeft gebaard, en die vele kinderen had, krachteloos is geworden.

2 Kronieken 25:15-16

Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Amazia; en Hij zond tot hem een profeet, die zeide tot hem: Waarom hebt gij de goden van dat volk gezocht, die hun volk niet gered hebben uit uw hand?

2 Kronieken 33:10

De HEERE sprak wel tot Manasse en tot zijn volk; maar zij merkten daar niet op.

2 Kronieken 36:16

Maar zij spotten met de boden Gods, en verachtten Zijn woorden; zij verleidden zichzelven tegen Zijn profeten; totdat de grimmigheid des HEEREN tegen Zijn volk opging, dat er geen helen aan was.

Psalmen 68:6

Een God, Die de eenzamen zet in een huisgezin, uitvoert, die in boeien gevangen zijn; maar de afvalligen wonen in het dorre.

Psalmen 68:18

Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God!

Psalmen 78:40

Hoe dikwijls verbitterden zij Hem in de woestijn, deden Hem smart aan in de wildernis!

Psalmen 113:7-9

Die den geringe uit het stof opricht, en den nooddruftige uit den drek verhoogt;

Psalmen 119:24

Ook zijn Uw getuigenissen mijn vermakingen, en mijn raadslieden.

Spreuken 1:30-31

Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad;

Jesaja 5:19

Die daar zeggen: Dat Hij haaste, dat Hij Zijn werk bespoedige, opdat wij het zien; en laat naderen en komen den raadslag des Heiligen van Israel, dat wij het vernemen!

Jesaja 63:10-11

Maar zij zijn wederspannig geworden, en zij hebben Zijn Heiligen Geest smarten aangedaan; daarom is Hij hun in een vijand verkeerd, Hij Zelf heeft tegen hen gestreden.

Jeremia 44:16

Aangaande het woord, dat gij tot ons in des HEEREN Naam gesproken hebt, wij zullen naar u niet horen.

Klaagliederen 3:39-42

Mem. Wat klaagt dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden.

Klaagliederen 5:15-17

De vreugde onzes harten houdt op, onze rei is in treurigheid veranderd.

Lukas 16:14

En al deze dingen hoorden ook de Farizeen, die geldgierig waren, en zij beschimpten Hem.

Handelingen 20:27

Want ik heb niet achtergehouden, dat ik u niet zou verkondigd hebben al den raad Gods.

Romeinen 1:28

En gelijk het hun niet goed gedacht heeft God in erkentenis te houden, zo heeft God hen overgegeven in een verkeerden zin, om te doen dingen, die niet betamen;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain