Psalmen 107:23

Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren;

Psalmen 48:7

Met een oostenwind verbreekt Gij de schepen van Tharsis.

Jesaja 42:10

Zingt den HEERE een nieuw lied, Zijn lof van het einde der aarde; gij, die ter zee vaart, en al wat daarin is, gij eilanden en hun inwoners.

Ezechiël 27:26

Die u roeien, hebben u in grote wateren gevoerd; de oostenwind heeft u verbroken in het hart der zeeen.

Handelingen 27:9-28

En als veel tijd verlopen, en de vaart nu zorgelijk was, omdat ook de vasten nu voorbij was, vermaande hen Paulus,

Openbaring 18:17

En alle stuurlieden, en al het volk op de schepen, en bootsgezellen, en allen, die ter zee handelen, stonden van verre;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain