Psalmen 107:26
Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst.
Psalmen 22:14
Ik ben uitgestort als water, en al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het midden mijns ingewands.
Psalmen 119:28
Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord.
2 Samuël 17:10
Zo zou hij, die ook een dapper man is, wiens hart is als een leeuwenhart, te enen male smelten; want gans Israel weet, dat uw vader een held is, en het dappere mannen zijn, die met hem zijn.
Jesaja 13:7
Daarom zullen alle handen slap worden, en aller mensen hart zal versmelten;
Nahum 2:10
Zij is geledigd, ja, uitgeledigd, uitgeput, en haar hart versmelt, en de knieen schudden, en in al de lenden is smart, en hun aller aangezichten betrekken, als een pot.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd