Psalmen 109:11

Dat de schuldeiser aansla al wat hij heeft, en dat de vreemden zijn arbeid roven.

Job 5:5

Wiens oogst de hongerige verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in.

Deuteronomium 28:29

Dat gij op den middag zult omtasten, gelijk als een blinde omtast in het donkere, en uw wegen niet zult voorspoedig maken; maar gij zult alleenlijk verdrukt en beroofd zijn alle dagen, en er zal geen verlosser zijn.

Deuteronomium 28:33-34

De vrucht van uw land en al uw arbeid zal een volk eten, dat gij niet gekend hebt; en gij zult alle dagen alleenlijk verdrukt en gepletterd zijn.

Deuteronomium 28:50-51

Een volk, stijf van aangezicht, dat het aangezicht des ouden niet zal aannemen, noch den jonge genadig zijn.

Richteren 6:3-6

Want het geschiedde, als Israel gezaaid had, zo kwamen de Midianieten op, en de Amalekieten, en die van het oosten kwamen ook op tegen hen.

Job 18:9-19

De strik zal hem bij de verzenen vatten; de struikrover zal hem overweldigen.

Job 20:18

Den arbeid zal hij wedergeven en niet inslokken; naar het vermogen zijner verandering, zo zal hij van vreugde niet opspringen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain