Psalmen 109:4
Voor mijn liefde, staan zij mij tegen; maar ik was steeds in het gebed.
Psalmen 38:20
En die kwaad voor goed vergelden, staan mij tegen, omdat ik het goede najaag.
Lukas 23:34
En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen. En verdelende Zijn klederen, wierpen zij het lot.
2 Samuël 13:39
Toen verlangde de ziel van den koning David zeer om naar Absalom uit te trekken; want hij had zich getroost over Amnon, dat hij dood was.
2 Samuël 15:31-32
Toen gaf men David te kennen, zeggende: Achitofel is onder degenen, die zich met Absalom hebben verbonden. Dies zeide David: O, HEERE! maak toch Achitofels raad tot zotheid.
Psalmen 35:7
Want zij hebben zonder oorzaak de groeve van hun net voor mij verborgen; zij hebben zonder oorzaak gegraven voor mijn ziel.
Psalmen 35:12
Zij vergelden mij kwaad voor goed, de beroving mijner ziel.
Psalmen 55:16-17
Mij aangaande, ik zal tot God roepen, en de HEERE zal mij verlossen.
Psalmen 69:12-13
Die in de poort zitten, klappen van mij; en ik ben een snarenspel dergenen, die sterken drank drinken.
Daniël 6:10
Daarom tekende de koning Darius dat schrift en gebod.
Lukas 6:11-12
En zij werden vervuld met uitzinnigheid, en spraken samen met elkander, wat zij Jezus doen zouden.
Johannes 10:32
Jezus antwoordde hun: Ik heb u vele treffelijke werken getoond van Mijn Vader; om welk werk van die stenigt gij Mij?
2 Corinthiër 12:15
En ik zal zeer gaarne de kosten doen, en voor uw zielen ten koste gegeven worden; hoewel ik, u overvloediger beminnende, weiniger bemind worde.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd