Psalmen 140:2
Die veel kwaads in het hart denken, allen dag samenkomen om te oorlogen.
Psalmen 56:6
Zij rotten samen, zij versteken zich, zij passen op mijn hielen; als die op mijn ziel wachten.
Psalmen 36:4
Hij bedenkt onrecht op zijn leger; hij stelt zich op een weg, die niet goed is; het kwaad verwerpt hij niet.
1 Samuël 23:19-24
Toen togen de Zifieten op tot Saul naar Gibea, zeggende: Heeft zich niet David bij ons verborgen in de vestingen in het woud, op den heuvel van Hachila, die aan de rechterhand der wildernis is?
1 Samuël 24:11-12
Zie toch, mijn vader, ja, zie de slip uws mantels in mijn hand; want als ik de slip uws mantels afgesneden heb, zo heb ik u niet gedood; beken en zie, dat er in mijn hand geen kwaad, noch overtreding is, en ik tegen u niet gezondigd heb; nochtans jaagt gij mijn ziel, dat gij ze wegneemt.
1 Samuël 26:1-25
De Zifieten nu kwamen tot Saul te Gibea, zeggende: Houdt zich David niet verborgen op den heuvel van Hachila, voor aan de wildernis?
Psalmen 2:1-2
Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid?
Psalmen 21:11
Want zij hebben kwaad tegen U aangelegd; zij hebben een schandelijke daad bedacht, doch zullen niets vermogen.
Psalmen 38:12
En die mijn ziel zoeken, leggen mij strikken; en die mijn kwaad zoeken, spreken verdervingen, en zij overdenken den gansen dag listen.
Psalmen 62:3
Hoe lang zult gijlieden kwaad aanstichten tegen een man? Gij allen zult gedood worden; gij zult zijn als een ingebogen wand, een aangestoten muur.
Psalmen 64:5-6
Zij sterken zichzelven in een boze zaak; zij houden spraak van strikken te verbergen; zij zeggen: Wie zal ze zien?
Psalmen 120:7
Ik ben vreedzaam; maar als ik spreek, zijn zij aan den oorlog.
Spreuken 12:20
Bedrog is in het hart dergenen, die kwaad smeden; maar degenen die vrede raden, hebben blijdschap.
Hosea 7:6
Want zij voeren hun hart aan, als een bakoven, tot hun lagen; hunlieder bakker slaapt den gansen nacht; 's morgens brandt hij als een vlammend vuur.
Micha 2:1-3
Wee dien, die ongerechtigheid bedenken, en kwaad werken op hun legers; in het licht van den morgenstond doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder hand is.
Nahum 1:11
Van u is een uitgegaan, die kwaad denkt tegen den HEERE, een Belialsraadsman.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd