Psalmen 16:1

Een gouden kleinood van David. Bewaar mij, o God! want ik betrouw op U.

Psalmen 17:8

Bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen,

Psalmen 56:1

Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath. (1a) Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder.

Psalmen 7:1

Davids Schiggajon, dat hij den HEERE gezongen heeft, over de woorden van Cusch, den zoon van Jemini. (1a) HEERE, mijn God, op U betrouw ik; verlos mij van al mijn vervolgers, en red mij.

Psalmen 9:10

En die Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen, omdat Gij, HEERE, niet hebt verlaten degenen, die U zoeken.

Psalmen 17:5

Houdende mijn gangen in Uw sporen, opdat mijn voetstappen niet zouden wankelen.

Psalmen 22:8

Hij heeft het op den HEERE gewenteld, dat Hij hem nu uithelpe, dat Hij hem redde, dewijl Hij lust aan hem heeft!

Psalmen 25:20

Schin. Bewaar mijn ziel, en red mij; laat mij niet beschaamd worden, want ik betrouw op U.

Psalmen 31:23

Hebt den HEERE lief, gij, al Zijn gunstgenoten! want de HEERE behoedt de gelovigen, en vergeldt overvloediglijk dengene, die hoogmoed bedrijft.

Psalmen 37:28

Want de HEERE heeft het recht lief, en zal Zijn gunstgenoten niet verlaten; in eeuwigheid worden zij bewaard; maar het zaad der goddelozen wordt uitgeroeid.

Psalmen 60:1

Een gouden kleinood van David tot lering, voor den opperzangmeester, op Schusan Eduth; (1a) Als hij gevochten had met de Syriers van Mesopotamie, en met de Syriers van Zoba; en Joab wederkwam, en de Edomieten sloeg in het Zoutdal, twaalf duizend. (1b) O God! Gij hadt ons verstoten, Gij hadt ons gescheurd, Gij zijt toornig geweest; keer weder tot ons.

Psalmen 84:12

[ (Psalms 84:13) HEERE der heirscharen! welgelukzalig is de mens, die op U vertrouwt. ]

Psalmen 97:10

Gij liefhebbers des HEEREN! haat het kwade; Hij bewaart de zielen Zijner gunstgenoten; Hij redt hen uit der goddelozen hand.

Psalmen 116:6

De HEERE bewaart de eenvoudigen; ik was uitgeteerd, doch Hij heeft mij verlost.

Psalmen 125:1

Een lied Hammaaloth. Die op den HEERE vertrouwen, zijn als de berg Sion, die niet wankelt, maar blijft in eeuwigheid.

Psalmen 146:5

Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE, zijn God is;

Spreuken 2:8

Opdat zij de paden des rechts houden; en Hij zal den weg Zijner gunstgenoten bewaren.

Jesaja 26:3-4

Het is een bevestigd voornemen, Gij zult allerlei vrede bewaren, want men heeft op U vertrouwd.

Jeremia 17:7-8

Gezegend daarentegen is de man, die op den HEERE vertrouwt, en wiens vertrouwen de HEERE is!

2 Corinthiër 1:9

Ja, wij hadden al zelven in onszelven het vonnis des doods, opdat wij niet op onszelven vertrouwen zouden, maar op God, Die de doden verwekt;

2 Timotheüs 1:12

Om welke oorzaak ik ook deze dingen lijde, maar word niet beschaamd; want ik weet, Wien ik geloofd heb, en ik ben verzekerd, dat Hij machtig is, mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd