Psalmen 2:4

Die in den hemel woont, zal lachen; de HEERE zal hen bespotten.

Psalmen 37:13

De Heere belacht hem, want Hij ziet, dat zijn dag komt.

Psalmen 59:8

Maar Gij, HEERE! zult hen belachen; Gij zult alle heidenen bespotten.

Spreuken 1:26

Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt.

Psalmen 11:4

De HEERE is in het paleis Zijner heiligheid, des HEEREN troon is in den hemel; Zijn ogen aanschouwen, Zijn oogleden proeven de mensenkinderen.

Jesaja 40:22

Hij is het, Die daar zit boven den kloot der aarde, en derzelver inwoners zijn als sprinkhanen; Hij is het, Die de hemelen uitspant als een dunnen doek, en breidt ze uit als een tent, om te bewonen;

2 Koningen 19:21

Dit is het woord, dat de HEERE over hem gesproken heeft: De jonkvrouw, de dochter van Sion, veracht u, zij bespot u, de dochter van Jeruzalem schudt het hoofd achter u.

Psalmen 53:5

Aldaar zijn zij met vervaardheid vervaard geworden, waar geen vervaardheid was; want God heeft de beenderen desgenen, die u belegerde, verstrooid; gij hebt hen beschaamd gemaakt, want God heeft hen verworpen.

Psalmen 68:33

Dien, Die daar rijdt in den hemel der hemelen, Die van ouds is; ziet, Hij geeft Zijn stem, een stem der sterkte.

Psalmen 115:3

Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt.

Jesaja 57:15

Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont, en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien, die van een verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik levend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden.

Jesaja 66:1

Alzo zegt de HEERE: De hemel is Mijn troon, en de aarde is de voetbank Mijner voeten; waar zou dat huis zijn, dat gijlieden Mij zoudt bouwen, en waar is de plaats Mijner rust?

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd