Psalmen 21:12
Want Gij zult hen zetten tot een wit; met Uw pezen zult Gij het op hun aangezicht toeleggen.
Psalmen 7:12-13
Indien hij zich niet bekeert, zo zal Hij Zijn zwaard wetten; Hij heeft Zijn boog gespannen, en dien bereid.
Psalmen 18:40
En Gij gaaft mij den nek mijner vijanden, en mijn haters, die vernielde ik.
Job 7:20
Heb ik gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? Waarom hebt Gij mij U tot een tegenloop gesteld, dat ik mijzelven tot een last zij?
Job 16:12-13
Ik had rust, maar Hij heeft mij verbroken, en bij mijn nek gegrepen, en mij verpletterd; en Hij heeft mij Zich tot een doelwit opgericht.
Psalmen 9:3
Omdat mijn vijanden achterwaarts gekeerd, gevallen en vergaan zijn van Uw aangezicht.
Psalmen 18:14
En Hij zond Zijn pijlen uit, en verstrooide ze; en Hij vermenigvuldigde de bliksemen, en verschrikte ze.
Psalmen 44:10
Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich.
Psalmen 56:9
Dan zullen mijn vijanden achterwaarts keren, ten dage als ik roepen zal; dit weet ik, dat God met mij is.
Psalmen 64:7
Maar God zal hen haastig met een pijl schieten; hun plagen zijn er.
Klaagliederen 3:12
Daleth. Hij heeft Zijn boog gespannen, en Hij heeft mij den pijl als ten doel gesteld.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd