Psalmen 25:7
Cheth. Gedenk niet der zonden mijner jonkheid, noch mijner overtredingen; gedenk mijner naar Uw goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o HEERE!
Job 13:26
Want Gij schrijft tegen mij bittere dingen; en Gij doet mij erven de misdaden mijner jonkheid.
Psalmen 51:1
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (1a) Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathseba was ingegaan. (1b) Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden.
Job 20:11
Zijn beenderen zullen vol van zijn verborgene zonden zijn; van welke elkeen met hem op het stof nederliggen zal.
Jeremia 3:25
Wij liggen in onze schaamte, en onze schande overdekt ons, want wij hebben tegen den HEERE, onzen God, gezondigd, wij en onze vaderen, van onze jeugd aan tot op dezen dag; en wij zijn der stem des HEEREN, onzes Gods, niet gehoorzaam geweest.
Psalmen 6:4
Keer weder, HEERE, red mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid wil.
Psalmen 31:16
Laat Uw aangezicht over Uw knecht lichten; verlos mij door Uw goedertierenheid.
Psalmen 79:8
Gedenk ons de vorige misdaden niet; haast U, laat Uw barmhartigheden ons voorkomen; want wij zijn zeer dun geworden.
Psalmen 109:14
De ongerechtigheid zijner vaderen worde gedacht bij den HEERE, en de zonde zijner moeder worde niet uitgedelgd.
Psalmen 109:16
Omdat hij niet gedacht heeft weldadigheid te doen, maar heeft den ellendigen en den nooddruftigen man vervolgd, en den verslagene van hart, om hem te doden.
Psalmen 109:26
Help mij, HEERE, mijn God! verlos mij naar Uw goedertierenheid.
Psalmen 119:124
Doe bij Uw knecht naar Uw goedertierenheid, en leer mij Uw inzettingen.
Spreuken 5:7-14
Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds.
Jesaja 38:17
Zie, in vrede is mij de bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, dat zij in de groeve der vertering niet kwame; want Gij hebt al mijn zonden achter Uw rug geworpen.
Jesaja 43:25
Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg, om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet.
Jesaja 64:9
HEERE! wees niet zo zeer verbolgen, en gedenk niet eeuwiglijk der ongerechtigheid; zie, aanschouw toch, wij allen zijn Uw volk.
Johannes 5:5
En aldaar was een zeker mens, die acht en dertig jaren krank gelegen had.
Johannes 5:14
Daarna vond hem Jezus in den tempel, en zeide tot hem: Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede.
Efeziërs 1:6-7
Tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde;
Efeziërs 2:4-8
Maar God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft,
Hebreeën 8:12
Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken.
Hebreeën 10:16-18
Want nadat Hij te voren gezegd had: Dit is het verbond, dat Ik met hen maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten geven in hun harten, en Ik zal die inschrijven in hun verstanden;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd