Psalmen 35:6
Hun weg zij duister en gans slibberig; en de Engel des HEEREN vervolge hen.
Psalmen 73:18
Immers zet Gij hen op gladde plaatsen; Gij doet hen vallen in verwoestingen.
Jeremia 23:12
Daarom zal hun weg hun zijn als zeer gladde plaatsen in de donkerheid; zij zullen aangedreven worden en daarin vallen; want Ik zal een kwaad over hen brengen in het jaar hunner bezoeking, spreekt de HEERE.
Spreuken 4:19
De weg der goddelozen is als donkerheid, zij weten niet, waarover zij struikelen zullen.
Jeremia 13:16
Geeft eer den HEERE, uw God, eer dat Hij het duister maakt, en eer uw voeten zich stoten aan de schemerende bergen; dat gij naar licht wacht, en Hij datzelve tot een schaduw des doods stelle, en tot een donkerheid zette.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd