Psalmen 41:8

Een Belialsstuk kleeft hem aan; en hij, die nederligt, zal niet weder opstaan.

Psalmen 71:11

Zeggende: God heeft hem verlaten; jaagt na, en grijpt hem, want er is geen verlosser.

Job 2:7-8

Toen ging de satan uit van het aangezicht des HEEREN, en sloeg Job met boze zweren, van zijn voetzool af tot zijn schedel toe.

Psalmen 3:2

Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. Sela.

Psalmen 38:3-7

Er is niets geheels in mijn vlees, vanwege Uw gramschap; er is geen vrede in mijn beenderen, vanwege mijn zonde.

Mattheüs 27:41-46

En desgelijks ook de overpriesters met de Schriftgeleerden, en ouderlingen, en Farizeen, Hem bespottende, zeiden:

Mattheüs 27:63-64

Zeggende: Heer, wij zijn indachtig, dat deze verleider, nog levende, gezegd heeft: Na drie dagen zal Ik opstaan.

Lukas 13:16

En deze, die een dochter Abrahams is, welke de satan, ziet, nu achttien jaren gebonden had, moest die niet losgemaakt worden van dezen band, op den dag des sabbats?

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd