Psalmen 44:13
Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn.
Psalmen 79:4
Wij zijn onzen naburen een smaadheid geworden; een spot en schimp dien, die rondom ons zijn.
Psalmen 80:6
Gij hebt ons onzen naburen tot een twist gesteld, en onze vijanden spotten onder zich.
Deuteronomium 28:37
En gij zult zijn tot een schrik, tot een spreekwoord en tot een spotrede, onder al de volken, waarheen u de HEERE leiden zal.
Psalmen 89:41
Allen, die den weg voorbijgingen, hebben hem beroofd; zijn naburen is hij tot een smaad geweest.
Psalmen 89:51
Waarmede, o HEERE! Uw vijanden smaden, waarmede zij de voetstappen Uws gezalfden smaden.
Psalmen 123:3-4
Zijt ons genadig, o HEERE! zijt ons genadig, want wij zijn der verachting veel te zat.
Jeremia 24:9
En Ik zal hen overgeven tot een beroering ten kwade, allen koninkrijken der aarde; tot smaadheid, en tot een spreekwoord, tot een spotrede, en tot een vloek, in al de plaatsen, waarhenen Ik hen gedreven zal hebben;
Jeremia 48:27
Want is u niet Israel ter belaching geweest? Was hij onder de dieven gevonden, dat gij u zo bewoogt, van den tijd af, dat uw woorden van hem waren?
Ezechiël 36:19-23
En Ik verstrooide hen onder de heidenen, en zij werden verspreid in de landen; Ik oordeelde ze naar hun weg en naar hun handelingen.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd