Psalmen 51:9
Verberg Uw aangezicht van mijn zonden, en delg uit al mijn ongerechtigheden.
Jeremia 16:17
Want Mijn ogen zijn op al hun wegen; zij zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen, noch hun ongerechtigheid verholen van voor Mijn ogen.
Psalmen 51:1
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (1a) Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathseba was ingegaan. (1b) Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden.
Jesaja 38:17
Zie, in vrede is mij de bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, dat zij in de groeve der vertering niet kwame; want Gij hebt al mijn zonden achter Uw rug geworpen.
Micha 7:18-19
Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft, en de overtreding van het overblijfsel Zijner erfenis voorbijgaat? Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid; want Hij heeft lust aan goedertierenheid.
Colossenzen 2:14
Uitgewist hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, hetwelk, zeg ik, enigerwijze ons tegen was, en heeft datzelve uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd