Psalmen 52:3

Gij hebt het kwade liever dan het goede, de leugen, dan gerechtigheid te spreken. Sela.

Psalmen 62:4

Zij raadslagen slechts, om hem van zijn hoogheid te verstoten; zij hebben behagen in leugen; met hun mond zegenen zij; maar met hun binnenste vloeken zij. Sela.

Jeremia 4:22

Zekerlijk, Mijn volk is dwaas, Mij kennen zij niet; het zijn zotte kinderen, en zij zijn niet verstandig; wijs zijn zij om kwaad te doen, maar goed te doen weten zij niet.

Jeremia 9:3-5

En zij spannen hun tong als hun boog tot leugen; zij worden geweldig in het land, doch niet tot waarheid; want zij gaan voort van boosheid tot boosheid, maar Mij kennen zij niet, spreekt de HEERE.

Jeremia 9:8

Hun tong is een moordpijl, zij spreekt bedrog; een ieder spreekt met zijn naaste van vrede met zijn mond, maar in zijn binnenste legt hij lagen.

Micha 3:2

Zij haten het goede, en hebben het kwade lief; zij roven hun huid van hen af, en hun vlees van hun beenderen.

Johannes 8:44

Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen.

Romeinen 1:25

Als die de waarheid Gods veranderd hebben in de leugen, en het schepsel geeerd en gediend hebben boven den Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid, amen.

2 Timotheüs 3:4

Verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods;

Openbaring 22:15

Maar buiten zullen zijn de honden, en de tovenaars, en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk, die de leugen liefheeft, en doet.

Treasury of Scripture Knowledge did not add