Psalmen 55:19
God zal horen, en zal hen plagen, als die van ouds zit, Sela; dewijl bij hen gans geen verandering is, en zij God niet vrezen.
Deuteronomium 33:27
De eeuwige God zij u een woning, en van onder eeuwige armen; en Hij verdrijve den vijand voor uw aangezicht, en zegge: Verdelg!
Psalmen 65:5
Vreselijke dingen zult Gij ons in gerechtigheid antwoorden, o God onzes heils! o Vertrouwen aller einden der aarde, en der verre gelegenen aan de zee!
Psalmen 73:5-6
Zij zijn niet in de moeite als andere mensen, en worden met andere mensen niet geplaagd.
Psalmen 78:59
God hoorde het en werd verbolgen, en versmaadde Israel zeer.
Psalmen 90:1-2
Een gebed van Mozes, den man Gods. HEERE! Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht.
Psalmen 143:12
En roei mijn vijanden uit, om Uw goedertierenheid, en breng hen om, allen, die mijn ziel beangstigen; want ik ben Uw knecht.
Spreuken 1:32
Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven.
Prediker 8:11
Omdat niet haastelijk het oordeel over de boze daad geschiedt, daarom is het hart van de kinderen der mensen in hen vol om kwaad te doen.
Jesaja 36:20
Welke zijn ze onder al de goden dezer landen, die hun land uit mijn hand gered hebben, dat de HEERE Jeruzalem uit mijn hand zou redden?
Jeremia 48:11
Moab is van zijn jeugd aan gerust geweest, en hij heeft op zijn heffe stil gelegen, en is van vat in vat niet geledigd, en heeft niet gewandeld in gevangenis; daarom is zijn smaak in hem gebleven, en zijn reuk niet veranderd.
Micha 5:2
Daarom zal Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, gebaard hebbe; dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israels.
Zefanja 1:12
En het zal geschieden te dien tijde, Ik zal Jeruzalem met lantaarnen doorzoeken; en Ik zal bezoeking doen over de mannen, die stijf geworden zijn op hun droesem, die in hun hart zeggen: De HEERE doet geen goed, en Hij doet geen kwaad.
Colossenzen 1:17
En Hij is voor alle dingen, en alle dingen bestaan te zamen door Hem;
1 Thessalonicenzen 2:15-16
Welke ook gedood hebben den Heere Jezus, en hun eigen profeten; en ons hebben vervolgd, en Gode niet behagen, en alle mensen tegen zijn;
Openbaring 6:10-11
En zij riepen met grote stem, zeggende: Hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van degenen, die op de aarde wonen?
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd