Psalmen 59:10
De God mijner goedertierenheid zal mij voorkomen; God zal mij op mijn verspieders doen zien.
Psalmen 54:7
[ (Psalms 54:9) Want Hij heeft mij gered uit alle benauwdheid; en mijn oog heeft gezien op mijn vijanden. ]
Psalmen 21:3
Want Gij komt hem voor met zegeningen van het goede; op zijn hoofd zet Gij een kroon van fijn goud.
1 Samuël 26:10
Verder zeide David: Zo waarachtig als de HEERE leeft, de HEERE zal hem slaan, of zijn dag zal komen, dat hij zal sterven, of hij zal in een strijd trekken, dat hij omkome.
2 Samuël 1:11-12
Toen vatte David zijn klederen en scheurde ze; desgelijks ook al de mannen, die met hem waren.
2 Samuël 1:17
David nu klaagde deze klage over Saul en over Jonathan, zijn zoon;
Psalmen 5:8
HEERE! Leid mij in Uw gerechtigheid, om mijner verspieders wil; richt Uw weg voor mijn aangezicht.
Psalmen 54:5
Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden; roei hen uit door Uw waarheid.
Psalmen 56:2
Mijn verspieders zoeken mij den gansen dag op te slokken; want ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste!
Psalmen 56:6
Zij rotten samen, zij versteken zich, zij passen op mijn hielen; als die op mijn ziel wachten.
Psalmen 59:17
[ (Psalms 59:18) Van U, o mijn Sterkte! zal ik psalmzingen; want God is mijn Hoog Vertrek, de God mijner goedertierenheid. ]
Psalmen 79:8
Gedenk ons de vorige misdaden niet; haast U, laat Uw barmhartigheden ons voorkomen; want wij zijn zeer dun geworden.
Psalmen 91:8
Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien.
Psalmen 92:11
En mijn oog zal mijn verspieders aanschouwen; mijn oren zullen het horen, aangaande de boosdoeners, die tegen mij opstaan.
Psalmen 112:8
Samech. Zijn hart, wel ondersteund zijnde, zal niet vrezen; Ain. totdat hij op zijn wederpartijen zie.
Jesaja 65:24
En het zal geschieden, eer zij roepen, zo zal Ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen.
Jeremia 17:16
Ik heb toch niet aangedrongen, meer dan een herder achter U betaamde; ook heb ik den dodelijken dag niet begeerd, Gij weet het; wat uit mijn lippen is gegaan, is voor Uw aangezicht geweest.
Lukas 19:41-44
En als Hij nabij kwam, en de stad zag, weende Hij over haar,
Romeinen 10:2-3
Want ik geef hun getuigenis, dat zij een ijver tot God hebben, maar niet met verstand.
2 Corinthiër 1:3
Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden, en de God aller vertroosting;
Efeziërs 2:4-5
Maar God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft,
1 Thessalonicenzen 4:15
Want dat zeggen wij u door het Woord des Heeren, dat wij, die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen voorkomen degenen, die ontslapen zijn.
1 Petrus 5:10
De God nu aller genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij een weinig tijds zullen geleden hebben, Dezelve volmake, bevestige, versterke, en fondere ulieden.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd