Psalmen 66:1

Een lied, een psalm, voor den opperzangmeester. Juicht Gode, gij ganse aarde!

Psalmen 100:1

Een lofzang. Gij ganse aarde! juicht den HEERE.

Psalmen 81:1

Voor den opperzangmeester, op de Gittith, een psalm van Asaf. (1a) Zingt vrolijk Gode, onze Sterkte; juicht den God van Jakob.

Psalmen 98:4

Juicht den HEERE, gij ganse aarde! roept uit van vreugde, en zingt vrolijk, en psalmzingt.

1 Kronieken 15:28

Alzo bracht gans Israel de ark des verbonds des HEEREN op, met gejuich, en met geluid der bazuin, en met trompetten, en met cimbalen, makende geluid met luiten en met harpen.

1 Kronieken 16:23-24

Zingt den HEERE, gij, ganse aarde, boodschapt Zijn heil van dag tot dag.

Psalmen 95:1-2

Komt, laat ons den HEERE vrolijk zingen; laat ons juichen den Rotssteen onzes heils.

Psalmen 96:1

Zingt den HEERE een nieuw lied; zingt de HEERE, gij ganse aarde!

Psalmen 117:1-2

Looft den HEERE, alle heidenen; prijst Hem, alle natien!

Psalmen 150:6

Alles, wat adem heeft, love den HEERE! Hallelujah!

Jesaja 24:16

Van het uiterste einde der aarde horen wij psalmen, tot verheerlijking des Rechtvaardigen. Doch nu zeg ik: Ik word mager, ik word mager, wee mij! de trouwelozen handelen trouwelooslijk, en met trouweloosheid handelen de trouwelozen trouwelooslijk.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd