Psalmen 69:10

En ik heb geweend in het vasten mijner ziel; maar het is mij geworden tot allerlei smaad.

Psalmen 35:13

Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed keerde weder in mijn boezem.

Psalmen 102:8-9

Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij.

Psalmen 109:24-25

Mijn knieen struikelen van vasten, en mijn vlees is vermagerd, zodat er geen vet aan is.

Lukas 7:33-34

Want Johannes de Doper is gekomen, noch brood etende, noch wijn drinkende; en gij zegt: Hij heeft den duivel.

Treasury of Scripture Knowledge did not add

Public domain