Psalmen 88:6

Gij hebt mij in den ondersten kuil gelegd, in duisternissen, in diepten.

Psalmen 69:15

Laat de watervloed mij niet overstromen, en laat de diepte mij niet verslinden; en laat den put zijn mond over mij niet toesluiten.

Psalmen 143:3

Want de vijand vervolgt mijn ziel, hij vertreedt mijn leven ter aarde; hij legt mij in duisternissen, als degenen, die over lang dood zijn.

Psalmen 86:13

Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs uitgerukt.

Deuteronomium 32:22

Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten.

Psalmen 40:2

En Hij heeft mij uit een ruisenden kuil, uit modderig slijk opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld, Hij heeft mijn gangen vastgemaakt.

Psalmen 130:1

Een lied Hammaaloth. Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE!

Spreuken 4:19

De weg der goddelozen is als donkerheid, zij weten niet, waarover zij struikelen zullen.

Klaagliederen 3:2

Aleph. Hij heeft mij geleid en gevoerd in de duisternis, en niet in het licht.

Klaagliederen 3:55

Koph. HEERE! Ik heb Uw Naam aangeroepen uit den ondersten kuil.

Johannes 12:46

Ik ben een Licht, in de wereld gekomen, opdat een iegelijk, die in Mij gelooft, in de duisternis niet blijve.

Judas 1:6

En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard.

Judas 1:13

Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd