Psalmen 89:23
Maar Ik zal zijn wederpartijders verpletteren voor zijn aangezicht, en die hem haten, zal Ik plagen.
2 Samuël 7:9
En Ik ben met u geweest, overal, waar gij gegaan zijt, en heb al uw vijanden voor uw aangezicht uitgeroeid; en Ik heb u een groten naam gemaakt, als den naam der groten, die op de aarde zijn.
2 Samuël 3:1
En er was een lange krijg tussen het huis van Saul, en tussen het huis van David. Doch David ging en werd sterker; maar die van het huis van Saul gingen en werden zwakker.
2 Samuël 7:1
En het geschiedde, als de koning in zijn huis zat, en de HEERE hem rust gegeven had van al zijn vijanden rondom,
2 Samuël 22:40-44
Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder mij nederbukken, die tegen mij opstonden.
Psalmen 2:1-6
Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid?
Psalmen 18:40
En Gij gaaft mij den nek mijner vijanden, en mijn haters, die vernielde ik.
Psalmen 21:8-9
Uw hand zal alle vijanden vinden; uw rechterhand zal uw haters vinden.
Psalmen 109:3-1
En met hatelijke woorden hebben zij mij omsingeld; ja, zij hebben mij bestreden zonder oorzaak.
Psalmen 132:18
Ik zal zijn vijanden met schaamte bekleden; maar op hem zal zijn kroon bloeien.
Lukas 19:14
En zijn burgers haatten hem, en zonden hem gezanten na, zeggende: Wij willen niet, dat deze over ons koning zij.
Lukas 19:27
Doch deze mijn vijanden, die niet hebben gewild, dat ik over hen koning zoude zijn, brengt ze hier, en slaat ze hier voor mij dood.
Johannes 15:23
Die Mij haat, die haat ook Mijn Vader.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd