Psalmen 90:8

Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns.

Psalmen 19:12

Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene afdwalingen.

Jeremia 16:17

Want Mijn ogen zijn op al hun wegen; zij zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen, noch hun ongerechtigheid verholen van voor Mijn ogen.

Psalmen 50:21

Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.

Prediker 12:14

Want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed, of hetzij kwaad.

Job 34:21

Want Zijn ogen zijn op ieders wegen, en Hij ziet al zijn treden.

Psalmen 10:11

Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid.

Psalmen 80:16

Hij is met vuur verbrand; hij is afgehouwen; zij komen om van het schelden Uws aangezichts.

Psalmen 139:1-4

Een psalm van David, voor den opperzangmeester. HEERE! Gij doorgrondt en kent mij.

Spreuken 5:21

Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen.

Jeremia 9:13-16

En de HEERE zeide: Omdat zij Mijn wet, die Ik voor hun aangezicht gegeven had, verlaten hebben, en naar Mijn stem niet gehoord, noch daarnaar gewandeld hebben;

Jeremia 23:24

Zou zich iemand in verborgene plaatsen kunnen verbergen, dat Ik hem niet zou zien? spreekt de HEERE; vervul Ik niet den hemel en de aarde? spreekt de HEERE.

Ezechiël 8:12

Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij gezien, mensenkind, wat de oudsten van het huis Israels doen in de duisternis, een ieder in zijn gebeelde binnenkameren? want zij zeggen: De HEERE ziet ons niet, de HEERE heeft het land verlaten.

Lukas 12:1-2

Daarentussen als vele duizenden der schare bijeenvergaderd waren, zodat zij elkander vertraden, begon Hij te zeggen tot Zijn discipelen: Vooreerst wacht uzelven voor den zuurdesem der Farizeen, welke is geveinsdheid.

Romeinen 2:16

In den dag wanneer God de verborgene dingen der mensen zal oordelen door Jezus Christus, naar mijn Evangelie.

1 Corinthiërs 4:5

Zo dan oordeelt niets voor den tijd, totdat de Heere zal gekomen zijn, Welke ook in het licht zal brengen, hetgeen in de duisternis verborgen is, en openbaren de raadslagen der harten; en alsdan zal een iegelijk lof hebben van God.

Hebreeën 4:12-13

Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten.

1 Johannes 3:20

Want indien ons hart ons veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen.

Openbaring 20:12

En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd