Psalmen 94:12
Welgelukzalig is de man, o HEERE! dien Gij tuchtigt, en dien Gij leert uit Uw wet,
Job 5:17
Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet.
Psalmen 119:71
Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde.
1 Corinthiërs 11:32
Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden.
Deuteronomium 8:5
Bekent dan in uw hart, dat de HEERE, uw God, u kastijdt, gelijk als een man zijn zoon kastijdt.
Job 33:16-25
Dan openbaart Hij het voor het oor der lieden, en Hij verzegelt hun kastijding;
Psalmen 119:67
Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik Uw woord.
Spreuken 3:11-12
Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding;
Micha 6:9
De stem des HEEREN roept tot de stad (want Uw Naam ziet het wezen): Hoort de roede, en wie ze besteld heeft!
Hebreeën 12:5-11
En gij hebt vergeten de vermaning, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijkt niet, als gij van Hem bestraft wordt;
Openbaring 3:19
Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig, en bekeer u.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd