Psalmen 95:3
Want de HEERE is een groot God; ja, een groot Koning boven alle goden;
Psalmen 96:4
Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen; Hij is vreselijk boven alle goden.
Psalmen 97:9
Want Gij, HEERE! zijt de Allerhoogste over de gehele aarde; Gij zijt zeer hoog verheven boven alle goden.
Psalmen 135:5
Want ik weet, dat de HEERE groot is, en dat onze Heere boven alle goden is.
Psalmen 145:3
Gimel. De HEERE is groot en zeer te prijzen, en Zijn grootheid is ondoorgrondelijk.
Exodus 18:11
Nu weet ik, dat de HEERE groter is dan alle goden; want in de zaak, waarin zij trotselijk gehandeld hebben, was Hij boven hen.
Psalmen 47:2
Want de HEERE, de Allerhoogste, is vreselijk, een groot Koning over de ganse aarde.
Psalmen 48:1-2
Een lied, een psalm, voor de kinderen van Korach. (1a) De HEERE is groot en zeer te prijzen, in de stad onzes Gods, op den berg Zijner heiligheid.
Psalmen 86:8-10
Onder de goden is niemand U gelijk, Heere! en er zijn geen gelijk Uw werken.
Jesaja 44:8
Verschrikt niet, en vreest niet; heb Ik het u van toen af niet doen horen en verkondigd? Want gijlieden zijt Mijn getuigen: is er ook een God behalve Mij? Immers, er is geen andere rotssteen: Ik ken er geen?
Jeremia 10:6-7
Omdat niemand U gelijk is, o HEERE! zo zijt Gij groot, en groot is Uw Naam in mogendheid.
Jeremia 10:10-16
Maar de HEERE God is de Waarheid, Hij is de levende God, en een eeuwig Koning; van Zijn verbolgenheid beeft de aarde, en de heidenen kunnen Zijn gramschap niet verdragen.
Jeremia 46:18
Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE der heirscharen; hij zal voorzeker, als Thabor onder de bergen, en als Karmel bij de zee, aankomen!
Jeremia 48:15
Moab is verstoord, en uit zijn steden opgegaan, en de keur zijner jongelingen is ter slachting afgegaan, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE der heirscharen.
Daniël 4:37
Nu prijs ik, Nebukadnezar, en verhoog, en verheerlijk den Koning des hemels, omdat al Zijn werken waarheid, en Zijn paden gerichten zijn; en Hij is machtig te vernederen degenen, die in hoogmoed wandelen.
Maleachi 1:11
Maar van den opgang der zon tot haar ondergang, zal Mijn Naam groot zijn onder de heidenen; en aan alle plaats zal Mijn Naam reukwerk toegebracht worden, en een rein spijsoffer; want Mijn Naam zal groot zijn onder de heidenen, zegt de HEERE der heirscharen.
Maleachi 1:14
Ja, vervloekt zij de bedrieger, die een mannetje in zijn kudde heeft, en den Heere belooft, en offert, dat verdorven is! want Ik ben een groot Koning, zegt de HEERE der heirscharen, en Mijn Naam is vreselijk onder de heidenen.
Mattheüs 5:35
Noch bij de aarde, omdat zij is de voetbank Zijner voeten; noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad des groten Konings;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd