Psalmen 95:4

In Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten der bergen zijn Zijne;

Psalmen 135:6

Al wat den HEERE behaagt, doet Hij, in de hemelen, en op de aarde, in de zeeen en alle afgronden.

Job 9:5

Die de bergen verzet, dat zij het niet gewaar worden, Die ze omkeert in Zijn toorn;

Job 11:10

Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren?

Psalmen 21:2

Gij hebt hem zijns harten wens gegeven, en de uitspraak zijner lippen hebt Gij niet geweerd. Sela.

Psalmen 65:6

Die de bergen vastzet door Zijn kracht, omgord zijnde met macht.

Psalmen 97:5

De bergen smelten als was voor het aanschijn des HEEREN, voor het aanschijn des HEEREN der ganse aarde.

Micha 1:4

En de bergen zullen onder Hem versmelten, en de dalen gekloofd worden, gelijk was voor het vuur, gelijk wateren, die uitgestort worden in de laagte.

Nahum 1:5

De bergen beven voor Hem, en de heuvelen versmelten; en de aarde licht zich op voor Zijn aangezicht, en de wereld, en allen, die daarin wonen.

Habakuk 3:6

Hij stond, en mat het land, Hij zag toe, en maakte de heidenen los, en de gedurige bergen zijn verstrooid geworden; de heuvelen der eeuwigheid hebben zich gebogen; de gangen der eeuw zijn Zijne.

Habakuk 3:10

De bergen zagen U, en leden smart; de waterstroom ging door, de afgrond gaf zijn stem, hij hief zijn zijden op in de hoogte.

Treasury of Scripture Knowledge did not add