Richteren 10:3

En na hem stond op Jair, de Gileadiet; en hij richtte Israel twee en twintig jaren.

Genesis 31:48

Toen zeide Laban: Deze hoop zij heden een getuige tussen mij en tussen u! Daarom noemde men zijn naam Gilead,

Numberi 32:29

En Mozes zeide tot hen: Indien de kinderen van Gad, en de kinderen van Ruben, met ulieden over de Jordaan zullen trekken, een ieder, die toegerust is ten oorlog, voor het aangezicht des HEEREN, als het land voor uw aangezicht zal ten ondergebracht zijn; zo zult gij hun het land Gilead ter bezitting geven.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain