Richteren 13:14
Zij zal niet eten van iets, dat van de wijnstok des wijns voortkomt; en wijn en sterke drank zal zij niet drinken, noch iets onreins eten; al wat Ik haar geboden heb, zal zij onderhouden.
Richteren 13:4
Zo wacht u toch nu, en drink geen wijn noch sterken drank, en eet niets onreins.
Numberi 6:4
Al de dagen van zijn Nazireerschap zal hij niet eten van iets, dat van den wijnstok des wijns gemaakt is, van de kernen af tot de basten toe.
Deuteronomium 12:32
Al dit woord, hetwelk ik ulieden gebiede, zult gij waarnemen om te doen; gij zult daar niet toedoen, en daarvan niet afdoen.
Richteren 13:7
Maar Hij zeide tot mij: Zie, gij zult zwanger worden, en een zoon baren; zo drink nu geen wijn noch sterken drank, en eet niets onreins; want dat knechtje zal een Nazireer Gods zijn, van moeders buik af tot op de dag zijns doods.
Mattheüs 28:20
En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.
Johannes 2:5
Zijn moeder zeide tot de dienaars: Zo wat Hij ulieden zal zeggen, doet dat.
Johannes 15:14
Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebiede.
2 Thessalonicenzen 3:4
En wij vertrouwen van u in den Heere, dat gij, hetgeen wij u bevelen, ook doet, en doen zult.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd