2 Die zeide tot zijn moeder: De duizend en honderd zilverlingen, die u ontnomen zijn, om dewelke gij gevloekt hebt, en ook voor mijn oren gesproken hebt, zie, dat geld is bij mij, ik heb dat genomen. Toen zeide zijn moeder: Gezegend zij mijn zoon den HEERE!
2 He said to his mother, “The eleven hundred pieces of silver which were taken from you, about which you uttered a curse in my hearing, behold, the silver is with me; I took it.” And his mother said, “Blessed be my son by the Lord.”
3 Alzo gaf hij aan zijn moeder de duizend en honderd zilverlingen weder. Doch zijn moeder zeide: Ik heb dat geld den HEERE ganselijk geheiligd van mijn hand, voor mijn zoon, om een gesneden beeld en een gegoten beeld te maken; zo zal ik het u nu wedergeven.
3 He then returned the eleven hundred pieces of silver to his mother, and his mother said, “I wholly dedicate the silver from my hand to the Lord for my son to make a graven image and a molten image; now therefore, I will return them to you.”
4 Maar hij gaf dat geld aan zijn moeder weder. En zijn moeder nam tweehonderd zilverlingen, en gaf ze den goudsmid, die maakte daarvan een gesneden beeld en een gegoten beeld; dat was in het huis van Micha.
4 So when he returned the silver to his mother, his mother took two hundred pieces of silver and gave them to the silversmith who made them into a graven image and a molten image, and they were in the house of Micah.
8 En deze man was uit die stad, uit Bethlehem-Juda getogen, om te verkeren, waar hij gelegenheid zou vinden. Als hij nu kwam aan het gebergte van Efraim tot aan het huis van Micha, om zijn weg te gaan,
8 Then the man departed from the city, from Bethlehem in Judah, to stay wherever he might find a place; and as he made his journey, he came to the hill country of Ephraim to the house of Micah.
9 Zo zeide Micha tot hem: Van waar komt gij? En hij zeide tot hem: Ik ben een Leviet, van Bethlehem-Juda, en ik wandel, om te verkeren, waar ik gelegenheid zal vinden.
9 Micah said to him, “Where do you come from?” And he said to him, “I am a Levite from Bethlehem in Judah, and I am going to stay wherever I may find a place.”
10 Toen zeide Micha tot hem: Blijf bij mij, en wees mij tot een vader en tot een priester; en ik zal u jaarlijks geven tien zilverlingen, en orde van klederen, en uw leeftocht; alzo ging de Leviet met hem.
10 Micah then said to him, “Dwell with me and be a father and a priest to me, and I will give you ten pieces of silver a year, a suit of clothes, and your maintenance.” So the Levite went in.