Richteren 20:17

En de mannen van Israel werden geteld, behalve Benjamin, vierhonderd duizend mannen, die het zwaard uittrokken; deze allen waren mannen van oorlog.

Numberi 1:46

Al de getelden dan waren zeshonderd drie duizend vijfhonderd en vijftig.

Numberi 26:51

Dat zijn de getelden van de zonen Israels: zeshonderd een duizend zevenhonderd en dertig.

Richteren 20:2

En uit de hoeken des gansen volks stelden zich al de stammen van Israel in de vergadering van het volk Gods, vierhonderd duizend man te voet, die het zwaard uittrokken.

1 Samuël 11:8

En hij telde hen te Bezek; en van de kinderen Israels waren driehonderd duizend, en van de mannen van Juda dertig duizend.

1 Samuël 15:4

Dit verkondigde Saul het volk, en hij telde hen te Telaim, tweehonderd duizend voetvolks, en tien duizend mannen van Juda.

1 Kronieken 21:5

En Joab gaf David de som van het gestelde volk; en gans Israel was elfhonderd duizend man, die het zwaard uittrokken, en Juda vierhonderd duizend, en zeventig duizend man, die het zwaard uittrokken.

2 Kronieken 17:14-18

Dit nu is hun telling, naar de huizen hunner vaderen. In Juda waren oversten der duizenden: Adna de overste, en met hem waren driehonderd duizend kloeke helden.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain