Richteren 3:29

En zij sloegen de Moabieten te dier tijd, omtrent tien duizend man, allen vette en allen strijdbare mannen, dat er niet een man ontkwam.

Deuteronomium 32:15

Als nu Jeschurun vet werd, zo sloeg hij achteruit (gij zijt vet, gij zijt dik, ja, met vet overdekt geworden!); en hij liet God varen, Die hem gemaakt heeft, en versmaadde den Rotssteen zijns heils.

Richteren 3:17

En hij bracht aan Eglon, den koning der Moabieten, dat geschenk; Eglon nu was een zeer vet man.

Job 15:27

Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen;

Psalmen 17:10

Met hun vet besluiten zij zich, met hun mond spreken zij hovaardelijk.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain