4 Welke Israelieten zijn, welker is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving, en de dienst van God, en de beloftenissen;
4 who are Israelites, to whom belongs the adoption as sons, and the glory and the covenants and the giving of the Law and the temple service and the promises,
11 Want als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleve, niet uit de werken, maar uit den Roepende;
11 for though the twins were not yet born and had not done anything good or bad, so that God’s purpose according to His choice would stand, not because of works but because of Him who calls,
17 Want de Schrift zegt tot Farao: Tot ditzelve heb Ik u verwekt, opdat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou, en opdat Mijn Naam verkondigd worde op de ganse aarde.
17 For the Scripture says to Pharaoh, “For this very purpose I raised you up, to demonstrate My power in you, and that My name might be proclaimed throughout the whole earth.”
20 Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot dengene, die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt?
20 On the contrary, who are you, O man, who answers back to God? The thing molded will not say to the molder, “Why did you make me like this,” will it?
22 En of God, willende Zijn toorn bewijzen, en Zijn macht bekend maken, met vele lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns, tot het verderf toebereid;
22 What if God, although willing to demonstrate His wrath and to make His power known, endured with much patience vessels of wrath prepared for destruction?
29 En gelijk Jesaja te voren gezegd heeft: Indien de Heere Sebaoth ons geen zaad had overgelaten, zo waren wij als Sodom geworden, en Gomorra gelijk gemaakt geweest.
29 And just as Isaiah foretold,“Unless the Lord of Sabaoth had left to us a posterity,We would have become like Sodom, and would have resembled Gomorrah.”
30 Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen, die de rechtvaardigheid niet zochten, de rechtvaardigheid verkregen hebben, doch de rechtvaardigheid, die uit het geloof is.
30 What shall we say then? That Gentiles, who did not pursue righteousness, attained righteousness, even the righteousness which is by faith;
33 Gelijk geschreven is: Ziet, Ik leg in Sion een steen des aanstoots, en een rots der ergernis; en een iegelijk, die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.
33 just as it is written,“Behold, I lay in Zion a stone of stumbling and a rock of offense,And he who believes in Him will not be disappointed.”
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org